Dirigent Sander van Dorst: “Het blijven boeien van mensen is essentieel voor de blaasmuziek”

In de rubriek De Dirigent brengt Klankwijzer een portret van een dirigent of instructeur uit de amateurmuziek. Voor deze aflevering nodigde de redactie de jonge, talentvolle dirigent Sander van Dorst uit om zijn licht te laten schijnen over de hedendaagse blaasmuziek.

SAMENSTELLING: ONZE REDACTIE * FOTO’S: IRIS SMEEKENS

Wie is Sander van Dorst? 
Ik vind zelf een typerende en hilarische omschrijving: een ‘nieuwsgierige spons’. Al van kinds af aan ben ik gefascineerd door wat ik schijnbaar ‘grote muziek’ noemde. Mijn grootouders draaiden veel pianomuziek van Mozart en Beethoven. Ook wilde ik op tv graag de ‘fluiten’ en ‘trommels’ bewonderen bij het nieuwjaarsconcert van de Wiener Philharmoniker. Gelukkig is m’n vocabulaire inmiddels wel wat verder uitgebreid.
Een andere fascinatie die ik als kind had was de Egyptische oudheid. Toen mij in een muziekles op de basisschool werd verteld dat het de hobo was die die prachtige Oosterse klanken kon maken, wist ik meteen dat ik dat instrument wilde leren bespelen. Zo gezegd, zo gedaan, maar ik moet eerlijk zeggen dat ik toch wel enigszins ontgoocheld was toen ik aan de slag ging met de etudes van Hinke en later de etudes van Wiedemann en hoboconcerten van Albinoni; daar zat weinig muziek van het genre ‘slangenbezweerder’ tussen. Desalniettemin heb ik wel ontzettend veel van die muziek geleerd en heb ik daardoor een liefde voor Barokmuziek ontdekt. Ik was de derde hoboïst die bij het A-orkest van ons dorp kwam, en er was nog een vierde ‘in de maak’. We hadden echter nul fagottisten in ons midden, en onze dirigent wilde er toch wel graag minstens één. Daarom ben ik op mijn zestiende overgestapt naar fagot, waarmee ik in 2016 naar de opleiding Docent Muziek aan het Koninklijk Conservatorium te Den Haag ging. Hier verbreedde mijn muzikale horizon aanzienlijk: ik kwam enerzijds in aanraking met verdiepend fagotspel bij Johan Steinmann en Jaap de Vries en anderzijds werd een interesse in koor-, pop-, jazz- en wereldmuziek aangewakkerd. Ook dirigeren was een bijvak op de opleiding. Zo kwam ik erachter dat ik me op dat gebied veel verder wilde ontwikkelen na de DoMu-opleiding. In 2020 startte ik daarom met een premaster HaFaBra-directie bij Alex Schillings, ook in Den Haag. Achteraf gezien is mijn route langs verscheidene muzikale oorden best ‘grappig’ verlopen, met telkens diezelfde nieuwsgierigheid: hoe zit deze muziek in elkaar? Hoe werkt een partituur nou eigenlijk? Waarom en hoe maakt dit instrument dit geluid? Hoe geef ik de juiste instructies? Ik ben al mijn docenten daarvoor immer zeer erkentelijk geweest. Wat ik leerde, nam ik graag mee naar andere lessen of vakgebieden. Vandaar mijn eerdergenoemde metafoor: een nieuwsgierige spons.

Ben je fulltime dirigent/docent?
Jazeker. De nadruk ligt daarbij steeds meer op het dirigeren. Daarnaast ben ik ook steeds meer aan het componeren. Voor mijn thuisvereniging schreef ik dit jaar het stuk Oranje en voor mijn eindexamen het werk Stjärna. Momenteel ben ik bezig met een stuk voor fanfare. Ik mag gelukkig met regelmaat langskomen bij Rob Goorhuis om mijn werk te bespreken. Hier heb ik al veel mogen leren en dankzij zijn feedback kom ik steeds tot nieuwe inzichten.

Wie of wat inspireert je het meest?
Pfoe, dat ligt er maar net aan waar het om gaat. De melodieën en het lijnenspel van Bartók, de ritmieken en nuances van Stravinsky, de orkestraties van Berlioz, het klankidioom van Badings, de polyfonie van Grainger, het kleurrijke van Respighi, maar ook het indringende en emotionele van Van Beurden, het verstillende en omfloerste van Goorhuis, het aangrijpende en onbegrensde van Husa, het contrasterende en romantische van Quinto Serna, het eigenzinnige en extravagante van Persichetti… allen meesters met hun eigen dimensie die telkens blijven intrigeren en verrassen, juist na elke verdiepingsslag die je maakt bij het (be)studeren. In tegenstelling tot sommige andere muziek waarbij het precies andersom is.
In de dirigentenwereld vind ik Yuri Simonov een opvallende verschijning, hoe hij – soms met zijn hele lichaam – de klank letterlijk verbeeldt vind ik heel bewonderenswaardig. Maar ook de beheersing en kalmte van Semyon Bychkov en – uiteraard – Bernard Haitink maken van hen uitzonderlijke ‘partituur-vertalers’. Het gedachtegoed en de klankconcepten van Sergiu Celibidache zet op elk niveau in de partituur aan tot denken. Zoals al vaker is genoemd in deze rubriek – en daar sluit ik me uiteraard bij aan – is de batontechniek van Carlos Kleiber omwille van het tekenende en functionele zeer leerzaam voor me. Daarbij ben ik erg geboeid door opnames van dirigenten als Heinz Friesen, Jan Cober en Eugene Migliaro Corporon. Als het gaat om dirigenteneducatie, is mijn eigen docent Alex Schillings toch echt mijn grote voorbeeld: hoe een dirigent didactisch, methodisch en pedagogisch met alle mogelijke achtergronden, technieken en informatie onderwezen dient te worden, heeft hij veelvuldig bewezen.

Wat trekt je aan in het vak van dirigent?
Al het moois wat muziek heeft te bieden, zoals ik net al opsomde, kun je op de plek van de dirigent vervaardigen en ervaren. Het echt doorgronden en uitdiepen van de partituur, dit kunnen vertalen naar je eigen orkest, om het vervolgens samen met het orkest te kunnen communiceren naar het publiek. Alle tussenstappen die nodig zijn om te pogen dat proces te laten slagen; daar houd ik me graag mee bezig. Aan de basis ligt dan toch steeds de partituur – en misschien wel de eerste en één van de belangrijkste lessen die ik geleerd heb – omdat die een heleboel andere vragen die de dirigeerpraktijk kent, oproept: wie componeerde dit? Waar kwam die persoon vandaan, uit welke periode, wat voor stijlopvattingen horen daarbij, wat staat er harmonisch/ritmisch/melodisch… Hoe vind ik dat het moet klinken binnen dat kader? Hoe en met welke technisch-muzikale middelen dirigeer ik mijn interpretatie? Welke instructies geef ik aan mijn orkest om het zo te kunnen laten klinken en hoe geef ik die instructies? Hoe zorg ik dat het orkest daarbij autonoom en competent wordt? Hoe zorg ik voor een balans in speelplezier en ontspanning, tegenover muzikale prestatie en verbondenheid? Hoe bouw ik mijn repetities op, wanneer verschuif ik in mijn gestiek van ‘repetitie-directie’ naar ‘concert-directie’? Welk programma bouw ik om deze compositie? Hoe kan ik voor het publiek een ideale luisteromgeving creëren? En niet te vergeten: als er ergens in dit proces iets fout gaat, lag dat echt aan het orkest of eigenlijk aan mij? En zo ja, wat kan ik de volgende keer anders doen? Dit hele sociale, muzikale, pedagogische en reflectieve samenspel maakt het vak mateloos interessant maar ook zeer uitdagend.

Wat zijn voor jou de ingrediënten van een geslaagde repetitie?
Als de muzikant muzikaal maar ook emotioneel/gevoelsmatig gezien een aangename repetitie heeft gehad, met voldoende speelplezier. Een repetitie waarbij het orkest in betere staat de repetitieruimte verlaat dan waarin het binnenkwam. Een repetitie waarin een goede balans was tussen ontspanning en inspanning, tussen educatie en entertainment. Een repetitie waarin er ook ruimte was voor een concertant moment. Een repetitie waarbij muzikanten zich – hopelijk – geprikkeld voelen om volgende week weer wat stappen te zetten. Tot slot: idealiter een repetitie waarop ik tevreden terug kan kijken en een goed gevoel aan overhoud. Veel overwegingen die ik elke repetitie nastreef, maar die natuurlijk niet allemaal op elke repetitie lukken.

Je viel in coronatijd op met een video-opname van een eigen werk waarbij je alle instrumenten van een heel orkest zelf bespeelde. Heb je daar nog veel reacties op gekregen?
De reacties waren erg positief en ik kreeg een paar mooie complimenten van diverse mensen uit het werkveld. Ik kijk er zelf – zeker nu – nogal kritisch naar, maar de complimenten deden me zeker goed.

Je hebt afgelopen zomer je masteropleiding directie afgesloten met een concert met de Koninklijke Muziekkapel van de Belgische Luchtmacht. Hoe was dat?
Als ik een moment moet kiezen uit mijn toch relatief korte dirigentenbestaan, dan zou dit wel het hoogtepunt zijn. Het was voor mij de eerste keer dat ik zo intensief mocht samenwerken met een professioneel orkest. Ik ben en blijf de Belgische defensie – en in het bijzonder het orkest en de kapelmeester – dan ook steeds innig dankbaar voor de kans die ze mij hebben gegund met dit concert. Het orkest was heel welwillend en flexibel en was gedurende alle repetities heel betrokken en behulpzaam. Op het concert deed elke musicus er nog een spreekwoordelijk schepje bovenop. Je kunt dan als student alleen maar heel erg dankbaar zijn. Het hele proces was bijzonder leerzaam, zo bijvoorbeeld ook de momenten tussen de repetities door. Het was een week waarin ik het vak echt heb leren kennen op zeer intense wijze.

Hoe zie je de toekomst van de blaasmuziek?
De sector verkeert in zijn algemeenheid in moeilijk vaarwater, uitzonderingen bij een aantal verenigingen natuurlijk daargelaten. De problemen die we ervaren in de samenleving werken ook door in de blaasmuziek. Polarisatie, verharding maar ook consumentisme en ‘commercie als hoogste goed’ zijn uitdagingen die ons werkveld niet uit de weg kan gaan. Het voor langere tijd blijven boeien en betrokken houden van mensen en kinderen is mijns inziens een essentiële voorwaarde voor het voortbestaan van de blaasmuziek. De middelen om dat doel te kunnen bereiken verschillen per regio, per vereniging, per persoon. Wat bij de ene vereniging wel werkt, werkt bij een andere vereniging een stuk minder of helemaal niet. Het inspelen op die nodige differentiatie is niet onmogelijk maar wel zeer delicaat. Als ons dat als collectief lukt – en er zijn gelukkig genoeg voorbeelden van verenigingen waarbij het lukt – zie ik een zonnige toekomst voor de blaasmuziek, mits muziekonderwijs wordt geïntensiveerd en er beleidsmatig wordt bijgestuurd.

Wat zijn je uiteindelijke ambities als dirigent/componist?
In de nabije toekomst hoop ik op meerdere plekken in het land met orkesten te kunnen samenwerken om zo ervaringen uit te wisselen en hopelijk nog een stuk te schrijven wat uitgevoerd wordt. Ik weet dat ik nog jong ben en verder kan groeien, en dat zie ik dan ook als mijn primaire doel de komende jaren. Ook het lesgeven blijft me aanspreken, dus ik hoop ook nog eens als dirigent-docent aan de slag te kunnen. Uiteindelijk zou mijn droom zijn om in dienst te zijn bij een professioneel ensemble/orkest, met gastdirecties van mijn eigen werk bij andere orkesten. De tijd zal het uitwijzen.

PASPOORT:
Naam:
Sander van Dorst.

Geboortedatum:
29 mei 1997.

Geboorteplaats:
Breda.

Woonplaats:
Rucphen.

Instrument(en):
Voornamelijk fagot, het verzamelen van andere blaasinstrumenten is een beetje uit de hand gelopen.

Muziekopleidingen:
Bachelor Docent Muziek (KC Den Haag) en Master HaFaBra-directie (KC Den Haag).

Begonnen bij:
Harmonie Nederland en Oranje Rucphen

Dirigent bij:
Harmonie MVC Udenhout, Harmonie KHOG Vlissingen, Fanfare Emergo Castricum (per 2025).

Overige functies/activiteiten in de muziekwereld:
Muziekdocent op basisscholen, pianoleraar, uitvoerend musicus, arrangeur en componist in opdracht, koordirigent (projectmatig). In de coronaperiode heb ik voor verschillende verenigingen en instanties multitrackvideo’s gemaakt.

Gepubliceerd: 14 dec 2024 - 10:59
Laatste update: 16 dec 2024 - 12:14

Posters