
“Zonder eerlijke beloning maken talentvolle mensen andere keuzes”
Johan Boonekamp was bijna elf jaar als klarinettist en assistent-dirigent verbonden aan de Marinierskapel der Koninklijke Marine. Hij dirigeerde diverse eerste divisieorkesten in het midden van het land en vervulde allerlei management- en bestuursfuncties in de culturele sector. Sinds een jaar is hij voorzitter van de Bond van Orkestdirigenten en Instructeurs (BvOI). In een meerdelig interview laat hij zijn licht schijnen over de instrumentale amateurmuzieksector in het algemeen en de positie van de dirigent en instructeur in het bijzonder.
FOTO’S: AANLEVERING JOHAN BOONEKAMP / STUDIO ZIEZO
Er dreigt een enorm tekort vakinhoudelijke kaderleden. Hoe kijk je daar tegenaan?
Het dreigende tekort aan vakinhoudelijke kaderleden is een van de grootste uitdagingen waar we voor staan. Het is een probleem dat niet alleen de continuïteit van de amateurmuziek en andere vormen van amateurkunst raakt, maar ook de kwaliteit en het draagvlak ervan. Dit tekort is het gevolg van meerdere factoren: de vergrijzing onder ervaren dirigenten en instructeurs, een beperkte instroom van nieuwe kaderleden en het gebrek aan structurele ondersteuning en erkenning voor professionals in het amateurveld.
Om dit tekort aan te pakken, moeten we meerdere sporen tegelijkertijd bewandelen. Allereerst is het belangrijk om de instroom te vergroten door opleidingen aantrekkelijker en toegankelijker te maken. Dit betekent niet alleen aandacht voor artistieke vaardigheden, maar ook voor bredere competenties, zoals pedagogische en didactische vaardigheden, waarmee we inspelen op de veranderende verwachtingen vanuit orkesten en ensembles. De BvOI-opleiding Basisopleiding Dirigent speelt hier al op in, maar het is noodzakelijk dat ook andere opleidingen en organisaties deze trend oppakken.
Daarnaast moeten we investeren in betere arbeidsvoorwaarden voor kaderleden. Fair pay is hierin cruciaal. Als dirigenten en instructeurs geen duurzaam bestaan kunnen opbouwen vanuit hun werk, zullen talentvolle mensen andere keuzes maken. De sector zelf – inclusief verenigingen en koepelorganisaties zoals de KNMO – moet het belang van eerlijke beloning actief uitdragen en implementeren.
Ook is het essentieel om bestaande kaderleden te ondersteunen met bij- en nascholing, intervisie en mogelijkheden voor professionele groei. Hiermee zorgen we niet alleen voor een hogere kwaliteit, maar ook voor een grotere aantrekkingskracht van het vak. Daarbij speelt samenwerking een sleutelrol. Door verbinding te zoeken tussen professionals, amateurverenigingen en andere stakeholders, kunnen we de infrastructuur versterken en de beschikbare kennis en ervaring beter benutten.
Hoewel de cijfers zorgwekkend zijn, zie ik ook kansen. De behoefte aan vakinhoudelijk kader geeft ons de mogelijkheid om de beroepsgroep opnieuw te definiëren, te professionaliseren en sterker neer te zetten. Het vraagt om een gezamenlijke inspanning van de sector, opleidingen en overheden, maar ik geloof dat het mogelijk is om dit tij te keren. We verkennen samen met KNMO of een MBO-traject een interessante aanvulling kan zijn.
Daarom wil ik een oproep doen aan dirigenten en instructeurs: word lid van je beroepsvereniging, de BvOI. Alleen door gezamenlijk op te treden, kunnen we de positie van de beroepsgroep versterken en ervoor zorgen dat jouw stem gehoord wordt bij belangrijke beslissingen. De BvOI zet zich in om betere arbeidsvoorwaarden, bijscholing en ondersteuning te realiseren, maar dat kunnen we alleen doen met de betrokkenheid van onze leden. Samen kunnen we werken aan een sterke toekomst voor de dirigent en het amateurveld. Zonder leden was het ons nooit gelukt om de lobby tegen verhoging van het btw-tarief te voeren. Sluit je aan, en kom op voor ons mooie vak!
Wat vind je van het idee om in de opleiding HaFaBra-drectie een pedagogisch/didactisch deel als minor op te nemen?
Ik vind het een uitstekend idee om in de opleiding HaFaBra-directie een pedagogisch/didactisch deel als minor op te nemen. De rol van dirigenten is de afgelopen jaren flink veranderd en vraagt tegenwoordig om meer dan alleen artistiek vakmanschap. Ensembles en orkesten verwachten steeds vaker dat dirigenten niet alleen muzikaal inspireren, maar ook didactische en pedagogische vaardigheden inzetten om amateurmusici te motiveren, te ontwikkelen en betrokken te houden.
Het is echter belangrijk dat deze pedagogische vaardigheden goed worden omschreven en helder worden afgestemd op de behoeften van het werkveld. Het mede door de BvOI geïnitieerde rapport Dirigenten en Bestuurders in Beweging biedt hier waardevolle handvatten voor. Dit rapport beschrijft niet alleen de veranderende verwachtingen van dirigenten, maar ook de vaardigheden die essentieel zijn om in te spelen op deze veranderingen. Het biedt concrete aanknopingspunten om de benodigde competenties te vertalen naar het curriculum van de opleiding.
In mijn ervaring zie ik dat de dirigent in de amateurmuziek niet alleen een artistiek leider is, maar ook een bruggenbouwer en verbinder binnen het lokale artistieke veld. Die rol vraagt om specifieke vaardigheden op het gebied van communicatie, groepsdynamiek en het omgaan met verschillende niveaus en ambities binnen een ensemble. Dit sluit ook aan bij de signalen uit de praktijk, waarin vacatureteksten steeds vaker dit bredere profiel van de dirigent benadrukken.
Kortom, ik denk dat het opnemen van een pedagogisch/didactisch minor, gebaseerd op duidelijke en praktijkgerichte richtlijnen zoals beschreven in Dirigenten en Bestuurders in Beweging en ondersteund door de praktijkervaring van de BvOI-opleiding Basisopleiding Dirigent, een waardevolle aanvulling zou zijn op de HaFaBra-opleiding. Het is een belangrijke stap in het versterken van de toekomst van het dirigentschap.
Amateurblaasorkesten waren de laatste decennia van de vorige eeuw de hofleveranciers voor de conservatoria. Veel van die muzikanten plakten aan hun vakopleiding op instrument ook nog een directie-opleiding vast. Maar tijden veranderen. Steeds minder muzikanten kiezen voor een conservatoriumopleiding. Bovendien is het volgen van twee studies naast elkaar vrijwel onmogelijk. Wie al kiest voor een instrumentale conservatoriumstudie, gaat HaFaB-directie er niet bijdoen als die tweede studie al vlug 10.000 euro per jaar kost. Bij drie of vier jaar studie moet je straks heel wat repetities gaan geven om dat geld ooit bij een dorpsfanfare of -harmonie te kunnen terugverdienen. Er wordt al jaren gesproken over deze problematiek. De BvOI lijkt mij de aangewezen partij om hierin initiatieven te nemen. Gebeurt dat ook?
Je schetst een belangrijke ontwikkeling die ons vakgebied al langere tijd bezighoudt. Het klopt dat amateurblaasorkesten vroeger een belangrijke kweekvijver waren voor conservatoria. Veel musici combineerden hun instrumentale opleiding met een directie-opleiding, wat de instroom van nieuwe dirigenten stimuleerde. Maar zoals je zegt, zijn de tijden veranderd. De hoge kosten van een tweede studie, zoals een HaFa-directieopleiding, maken het voor veel studenten financieel onhaalbaar, zeker als je bedenkt dat het in de praktijk moeilijk is om die investering terug te verdienen bij amateurorkesten. Dit zet de toekomst van ons vakgebied onder druk.
De BvOI herkent deze problematiek en neemt hierop actie. Een van de speerpunten van onze beroepsvereniging is het versterken van de positie van dirigenten in de amateurmuziek, en dat begint bij het toegankelijk maken van opleidingen. Zo zet de BvOI zich in om via beleidsbeïnvloeding aandacht te vragen voor de betaalbaarheid van opleidingen en het belang van een structurele ketenaanpak om de instroom te vergroten. Daarnaast biedt de BvOI met haar eigen opleiding een praktijkgericht en betaalbaar alternatief, gericht op het ontwikkelen van zowel artistieke als didactische vaardigheden. Deze opleiding speelt in op de behoeften van het werkveld en maakt het mogelijk om ook later in je carrière een opleiding tot dirigent te volgen.
Bovendien werkt de BvOI actief samen met partners zoals Platform ACCT, ZZP Nederland, LKCA en o.a. de KNMO en Koornetwerk Nederland, om de waarde van dirigenten voor de amateurmuziek sector te onderstrepen en structurele veranderingen te realiseren. Fair pay is hierin een cruciaal aandachtspunt. Zonder eerlijke beloning blijft het lastig om talentvolle musici te motiveren om deze kant van het vak te kiezen. De BvOI zet intensief in op lobby richting overheden en conservatoria om te zoeken naar creatieve oplossingen. Het is duidelijk dat een gezamenlijke inspanning nodig is, van opleidingen, organisaties en de sector zelf, om deze uitdaging het hoofd te bieden.
Kortom, de BvOI neemt deze problematiek serieus en werkt actief aan oplossingen. Maar dit is een complex vraagstuk dat niet van vandaag op morgen is opgelost. We hebben de betrokkenheid van de hele sector nodig om dit tij te keren. De BvOI kan dit niet alleen. De KNMO, regionale bonden, de bestuurders van lokale muziekverenigingen, de cultuurambtenaren, cultuurcoaches en makelaars… we moeten gezamenlijk optrekken.
“Het dreigende tekort aan vakinhoudelijke kaderleden is een van de grootste uitdagingen waar we voor staan.”
In het dagelijks leven leidt je een advies-, coaching- en ontwikkelingsbureau in de culturele sector. Hoe kijk je vanuit die rol naar de amateurmuzieksector in Nederland? Met andere woorden: wat zou je de amateurwereld willen adviseren?
Als leidinggevende van een advies-, coaching- en ontwikkelingsbureau in de culturele sector kijk ik met zowel bewondering als zorg naar de amateurmuzieksector in Nederland. De sector heeft een enorme kracht: de passie en betrokkenheid van honderdduizenden mensen die actief zijn in orkesten, koren en ensembles. Dit is een rijke voedingsbodem voor verbinding, creativiteit en talentontwikkeling. Tegelijkertijd zie ik ook uitdagingen die om aandacht vragen.
Mijn belangrijkste advies aan de amateurmuzieksector is om te investeren in professionalisering en samenwerking. Het is essentieel om de rol van dirigenten, instructeurs en andere professionals die werkzaam zijn in de amateurkunstsector te versterken, niet alleen artistiek, maar ook als verbindende en inspirerende krachten binnen de lokale gemeenschap. Fair pay moet daarbij een speerpunt zijn, want zonder eerlijke beloning blijft het lastig om de continuïteit van deze cruciale rollen te waarborgen.
Daarnaast wil ik specifiek aandacht vragen voor de besturen van orkesten en ensembles. Het is belangrijk dat zij niet alleen redeneren vanuit het belang van hun eigen orkest of ensemble, maar zorg hebben voor de gehele keten. Zoek de verbinding op en werk samen om de keten van kennismaken met muziek via scholen, naar het leren spelen van een instrument en het doorgeleiden naar lokale of regionale talentprogramma’s te versterken. Ga niet uit van concurrentie of eigenbelang, maar van samenwerking binnen het lokale amateurkunstnetwerk. Zet juist de dirigent of instructeur in als verbindende kracht om deze keten te inspireren en uit te bouwen.
Een vooruitstrevende houding van bestuurders en dirigenten en instructeurs is cruciaal om de sector toekomstbestendig te maken. Dit betekent het ontwikkelen van strategieën voor duurzame financiering, het aangaan van samenwerkingen en het creëren van een aantrekkelijke omgeving waarin musici, leden en dirigenten zich kunnen ontwikkelen. Door verbindingen te leggen, zowel binnen als buiten de eigen sector, versterk je niet alleen je eigen organisatie, maar ook de infrastructuur van de amateurmuziek als geheel.
Tot slot zou ik de sector willen adviseren om de zichtbaarheid van amateurmuziek te vergroten en deze sterker lokaal te verankeren. Dit hoeft niet per se door meer optredens en concerten te organiseren, maar door te focussen op hogere kwaliteit en betekenisvolle momenten. Minder kan soms juist meer impact hebben, zeker wanneer optredens een diepe verbinding weten te maken met het publiek en de gemeenschap. Door deze aanpak kan amateurmuziek niet alleen artistiek excelleren, maar ook een blijvende indruk achterlaten, waardoor haar waarde nog beter wordt herkend en gewaardeerd.
Gebruik juist moderne communicatiemiddelen, bouw bruggen naar andere domeinen zoals onderwijs en welzijn, en werk samen met lokale overheden. Door de kracht van amateurmuziek zichtbaar te maken als middel voor sociale cohesie, persoonlijke ontwikkeling en culturele identiteit, vergroot je het draagvlak en stimuleer je groei.
De amateurmuzieksector heeft de potentie om, naast haar artistieke waarde, een nog grotere maatschappelijke impact te hebben. Dit vraagt echter om visie, samenwerking en de bereidheid om te vernieuwen. Het is essentieel om verbinding centraal te stellen en de sector te benaderen als een samenhangend ecosysteem, waarin alle onderdelen – van scholen en muziekinstituten tot orkesten en talentprogramma’s – met elkaar verbonden zijn.
In dit ecosysteem speelt elke schakel een cruciale rol. Scholen introduceren kinderen en jongeren in de wereld van muziek en leggen de basis door muziekonderwijs aan te bieden. Muziekverenigingen en orkesten bieden vervolgens een plek voor verdere ontwikkeling, samenspel en gemeenschapsvorming. Talentprogramma’s en gespecialiseerde opleidingen zorgen ervoor dat talenten worden herkend en begeleid naar een hoger niveau. Wanneer deze onderdelen goed samenwerken, ontstaat er een natuurlijke doorstroom, die zowel individuele muzikanten als het collectief versterkt.
Om dit ecosysteem te laten functioneren, is het van belang dat organisaties en dus ook muziekverenigingen niet vanuit concurrentie of eigenbelang handelen, maar juist vanuit samenwerking en verbinding. Dirigenten en instructeurs spelen hierin een sleutelrol. Zij inspireren niet alleen muzikaal, maar fungeren ook als verbinders tussen de verschillende schakels in het ecosysteem.
Daarnaast is een sterke lokale lobby van groot belang om deze samenwerking te ondersteunen en te versterken. Gemeenten hebben hierin een cruciale rol door de juiste voorwaarden te creëren, zoals beleidsmatige aandacht voor amateurkunst. Een hoopvol signaal zijn de recente standpunten van de Vereniging Nederlandse Gemeenten (VNG). Afgelopen zomer heeft de VNG de propositie Samen Cultuur Borgen gepresenteerd. Hierin wordt een concrete handleiding geboden om amateurkunstbeleid opnieuw te agenderen en beleidsmatig te versterken. De handleiding bevat praktische richtlijnen voor gemeenten om Fair Pay toe te passen en structureel aandacht te besteden aan cultuurparticipatie, inclusief amateurkunst.
Met deze ontwikkelingen en een sterke lokale lobby kunnen we ervoor zorgen dat de keten van kennismaking, groei en doorstroming in de amateurmuzieksector niet alleen behouden blijft, maar ook wordt versterkt. Het vraagt om samenwerking tussen alle schakels in het ecosysteem en de inzet van gemeenten als belangrijke partners. Dit biedt een kans om de sector toekomstbestendig te maken en haar maatschappelijke en artistieke impact verder te vergroten.
Gepubliceerd: 26 jan 2025 - 11:03
Laatste update: 26 jan 2025 - 11:19